C25 De gereedschappen van God
Schadelijke en griezelige dieren
De manicheeërs hebben veel kritiek op de Bijbel, vooral op het Oude Testament, alsof ze niet willen erkennen dat God alles goed geschapen heeft. Augustinus gebruikt een vergelijking om hun arrogantie de mond te snoeren.
Over Genesis 1,24-25
De manicheeërs werpen hierover deze vraag op: "Waarom moest God in het water en op het land zoveel dieren maken die de mens best kan missen? Bovendien zijn veel van die dieren schadelijk en griezelig." Maar wanneer ze dat zeggen, begrijpen ze niet hoe alles mooi is voor hun schepper en maker. Alles gebruikt Hij voor het bestuur van het heelal, waarover Hij heerst met soeverein gezag.
Stel, er komt een leek de werkplaats van een vakman binnen. Dan treft hij daar veel gereedschap aan waarvan hij niet weet waar het voor dient. En als hij erg dom is denkt hij dat die gereedschappen overbodig zijn. Als hij dan ook nog op een onbewaakt ogenblik in een oven valt of zich verwondt aan een scherp stuk ijzer dat hij verkeerd beetpakt, dan denkt hij dat er in die ruimte veel verderfelijke en schadelijke dingen rondslingeren. Maar de vakman weet waar ze voor dienen en daarom lacht hij om de dwaasheid van die man. En zonder aandacht te schenken aan die domme opmerkingen gaat hij verder met zijn werk.
Maar ja, sommige mensen zijn zo ontzettend dom! Bij een vakman zullen ze het echt niet wagen om aanmerkingen te maken op iets wat ze niet kennen. Bij het zien van al die gereedschappen zullen ze direct aannemen dat ze onmisbaar zijn en speciaal gemaakt voor bepaalde werkzaamheden. Maar als ze rondkijken in deze wereld hebben ze wel het lef om aanmerkingen te maken op van alles waar ze het nut niet van inzien. Terwijl van deze wereld nota bene God als schepper en bestuurder wordt geroemd en geprezen. Als het dus om de werken en gereedschappen van dc almachtige kunstenaar gaat, dan doen ze ineens net alsof ze alles weten over zaken waar ze geen benul van hebben.
Citaat uit: Onze wereld in wording. Beschouwingen bij de bijbelse scheppingsverhalen [De Genesis aduersus manichaeos, De Genesis ad litteram liber unus inperfectus], p. 78-79