V21- Crisis in de verzameling aardse schatten
De crisis wordt door sommige politici en economen al vergeleken met de ernstigste economische breuk in de jaren vanaf 1929. Ingestorte aandelenkoersen, tanende pensioenfondsen, een huizenmarkt die op instorten lijkt te staan, uitgestelde of afgeblazen investeringen, minder orders, dreigende werkloosheid en ga zo maar door. Tot overmaat van ramp komen politici en economen met tegenstrijdige inzichten en tegengestelde oplossingen. Een voortvarende oplossing van de huidige crisis lijkt vooralsnog niet in zicht.
Wie het evangelie om raad vraagt en daarbij ook nog een preek van Augustinus leest, krijgt natuurlijk geen pasklaar recept voor de huidige economische kwalen. Maar de oude teksten helpen soms wel om de drang naar bezit wat te relativeren.
Neem Augustinus\' sermo 60, gehouden in de wereldhavenstad Carthago in mei 397. De evangelische raad is kort en krachtig. \"Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde,\" aldus Jezus in zijn befaamde bergrede, \"mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel. ... Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.\" (Mt 7,19-21)
“Als je op een of andere manier in de problemen zit en geen uitweg meer weet, ga je op zoek naar iemand die verstandig is, die je raad kan geven en van wie je te weten kunt komen wat je moet doen. Laten we even doen alsof de hele wereld één mens is die aan de ene kant aan het kwade probeert te ontkomen, maar aan de andere kant geen zin heeft om het goede te doen. Daardoor stapelen de problemen zich op en weet hij geen uitweg meer. In wie kan hij dan een verstandiger raadsman vinden dan in Christus? Laat hij maar proberen een betere te vinden en doen wat die wil. Natuurlijk zal hij zich als hij nergens een betere weet te vinden, uiteindelijk tot Hem wenden die overal te vinden is. Hij moet Hem om raad vragen en zal dan goede raad krijgen: de ware raad. En als hij het goede advies in acht neemt, zal hij aan groot kwaad ontkomen.
Als ons in dit leven hier op aarde iets naars overkomt, dan bezorgt ons dat altijd veel angst en verdriet. We zitten er de hele tijd over te mekkeren en daardoor beledigen we onze Verbeteraar. Het gevolg is dat we onze Heiland niet kunnen vinden. Maar al het nare gaat voorbij, dat staat vast. Het gaat voorbij door toedoen van ons of omgekeerd: het gaat voorbij tijdens ons leven of het wordt achtergelaten bij onze dood. Iets wat maar kort duurt, kan nooit een groot probleem zijn. Als we aan de dag van morgen denken, kunnen we ons die van gisteren al niet meer voor de geest halen. Als de dag van overmorgen komt, is morgen alweer gisteren geworden. En toch, als we al zo koortsachtig lopen te tobben over hoe we aan onze tijdelijke en voorbijgaande, of beter: voorbijvliegende problemen kunnen ontkomen, wat moeten we dan wel niet bedenken om ervoor te zorgen dat we aan blijvende en eindeloos voortdurende problemen ontkomen? ...
Goed, laten we bij het begin beginnen. U raakt verward: u stapelt schatten op, u bent er de hele tijd mee bezig, u werkt er hard voor, u ligt er wakker van: overdag door hard werken geplaagd, ‘s nachts door de angst opgejaagd. Om uw beurs vol te krijgen met geld, wordt uw ziel door koortsige zorgen gekweld. Ik zie het en ik heb met u te doen. U raakt verward, en wel - zoals Hij die zich niet kan vergissen, zegt - ijdellijk (Ps 39,7).
U stapelt namelijk schatten op. We gaan er van uit dat alles wat u doet, goed afloopt. De verliezen die u lijdt, daar hebben we het niet over. De gevaren die u bedreigen, en de dood die u wanneer u winst maakt, telkens weer bedreigt, daar hebben we het niet over. En dan bedoel ik niet de lichamelijke dood, maar de dood door boze gedachten: u levert uw geloof in om uw goudvoorraad te doen toenemen, u laat zich van binnen uithollen om u van buiten op te smukken. Maar daar hebben we het niet over en ook niet over de rest. We gaan voorbij aan de tegenvallers en denken alleen aan de successen. En u blijft schatten opstapelen, de winst blijft van alle kanten toevloeien, het geld blijft binnenstromen als water uit een bron. Overal zengt de nood, maar bij u vloeit de overvloed van alle kanten toe. Hebt u nooit horen zeggen dat als de rijkdom toevloeit, u er uw hart niet op mag zetten? (Ps 62,11) Ziet u wel, u verwerft rijkdom, u raakt dus niet vruchteloos verward, maar u raakt wel ijdellijk verward.
“Hoezo ijdellijk verward,” is uw vraag dan natuurlijk. “Kom maar kijken, ik vul mijn zakken, en de muren van mijn huis kunnen de rijkdom die ik verwerf, nauwelijks bevatten. Hoezo ijdellijk verward?” Omdat u schatten opstapelt, maar niet weet voor wie u ze verzamelt. En als u dat wel weet, dan verzoek ik u dringend om het ook aan mij te vertellen. Ik luister. Voor wie verzamelt u ze? Als u niet ijdellijk verward raakt, dan kunt u me toch wel vertellen voor wie u uw schatten opstapelt?
“Voor mezelf,” hoor ik u zeggen.
Dat u dát durft te zeggen, terwijl u tot sterven gedoemd bent!
“Voor mijn kinderen dan.”
Dat u dát durft te zeggen terwijl zij tot sterven gedoemd zijn! Wat een ouderliefde! Pa stapelt schatten op voor zijn kinderen. Ik zeg liever: wat een ijdelheid. De een die tot sterven gedoemd is, stapelt schatten op voor de anderen die tot sterven gedoemd zijn.
Als u uw schatten dus niet voor uzelf opstapelt, omdat u, tot sterven gedoemd, alles wat u verzamelt, moet achterlaten, dan geldt dat natuurlijk ook voor uw kinderen. Ze nemen wel uw plaats in, maar ook zij zijn geen blijvertjes. En dan heb ik het nog niet eens over de vraag wat voor mensen uw kinderen later zullen zijn. Het is best mogelijk dat zij wat u uit hebzucht hebt verzameld, uit spilzucht gaan verkwisten. Iemand anders kan moeiteloos verkwisten wat u met hard werken hebt verzameld. Maar goed, dat laat ik in het midden. Misschien worden uw kinderen wel heel goede mensen en helemaal geen verkwisters. Je weet maar nooit. Misschien sparen ze wat u hun hebt nagelaten, wel op. Misschien vermeerderen ze wat u hebt opgespaard en verkwisten ze helemaal niets. Als uw kinderen dat doen, als ze hun vader op dat punt navolgen, dan zijn ze al net zo ijdellijk bezig als u. Tegen hen zeg ik hetzelfde als tegen u. Tegen uw kinderen voor wie u uw kapitaal opspaart, zeg ik: “Je stapelt schatten op maar je weet niet voor wie je ze zult verzamelen.” Uw kinderen zijn al even naïef als u! Als zij ook ijdellijk bezig zijn, dan kan het toch niet anders of de waarheid gaat ook hun aan?
Waar ik het ook niet over heb, is over iets dat nog tijdens uw leven kan gebeuren: u stapelt uw schatten op voor een dief. Op een nacht komt die en vindt alles wat er in de loop van zoveel dagen en nachten is verzameld. Misschien stapelt u uw schatten wel op voor een inbreker of een andere crimineel. Ik wil daar niet over uitweiden, want ik wil geen nare herinneringen wakker roepen bij eventuele slachtoffers en hun zout in de wonden strooien. En hoeveel schatten die in naïeve ijdelheid verzameld waren, lagen er niet voor het grijpen voor de vijandige wreedheid? Het is niet aan mij om iemand zoiets toe te wensen, maar het is aan iedereen om het te vrezen. Moge God ons hiervoor behoeden. Moge God het bij zijn eigen geselingen houden. Laten wij er allen voor bidden dat God ons hiervoor behoedt. Moge Hij, tot wie we onze smeekbede richten, ons sparen.
Maar als God u vraagt: “Voor wie stapelt u schatten op?” Wat zegt u dan? ...
Laten we samen naar een antwoord zoeken, samen om raad vragen. Laten we samen luisteren naar Christus. ... Neem het me niet kwalijk wanneer ik dat zeg. Erger u niet, trek niet zo’n boos gezicht en scheld me niet uit alsof ik krankzinnig ben. Probeer naar mij te luisteren, want wat ik wil zeggen, komt van Christus. Laat de deurwaarder u koud? Heb dan in ieder geval ontzag voor de Rechter.
Wat moet ik dan nog zeggen? De voorlezer van het evangelie heeft me zojuist al bijna van die zorg bevrijd. Ik ga het niet opnieuw lezen, het enige dat ik wil doen is u het gelezene nog eens in herinnering brengen. U zocht raad omdat u geen uitweg meer wist. Eens kijken wat de Bron van de goede raad zegt, de Bron waaruit u onbeperkt kunt putten zonder dat u er bang voor hoeft te zijn dat zij vergiftigd is. Hij zegt: “Bewaar geen schatten in de aarde, waar de mot en de worm ze verteren en waar dieven ze opgraven en stelen, maar vergaar u een schat in de hemel, waar geen dief erbij kan en geen mot hem vernielt. Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.” (Mt 6,19-21) Waar wacht u dan nog op? Het is zonneklaar, de oplossing ligt voor het grijpen. Alleen de begeerte ligt nog in de weg. Wat zeg ik? De begeerte gaat er voor liggen! En dat is nog erger. Want de roofzucht houdt niet op te woeden, de hebzucht houdt niet op te bedriegen, de sluwheid houdt niet op haar valse eden te zweren. Waarom gebeurt dat allemaal? Om schatten op te stapelen. En waar moeten we die laten? In de aarde. Wat van de aarde komt, hoort uiteraard in de aarde. Tegen de mens die ons, zoals gezegd, ellende heeft aangereikt, werd namelijk gezegd, toen hij zondigde: “Je bent aarde, en tot aarde zul je terugkeren.” (Gn 3,19) Het is niet meer dan normaal dat de schat in de aarde ligt, want het hart ligt ook in de aarde. Maar wat hebben we dan bij de Heer? Toch ook het hart? Als u dat hebt begrepen, moet u het hart in de aarde betreuren, en als u het betreurt, moet u zich beteren. Hoelang prijzen we Hem nog in woorden, maar zonder daden. Het hart is bij de Heer, het is waar, niets komt meer overeen met de waarheid. Zet het dan ook om in daden, dat wat waar is. We prijzen wel de ene God, maar we veranderen onszelf niet. Het gevolg is dat we zelfs op dit punt ijdellijk verward raken.
Bewaar u dus geen schatten in de aarde. U weet namelijk uit eigen ervaring hoe verloren kan gaan wat in de aarde geborgen wordt. En anders bent u bang op grond van de ervaringen van anderen dat het kan gebeuren. Wie niet horen wil, moet voelen. ...
Want iemand die zo’n raad geeft, wil niet dat u kwijtraakt wat u hebt, maar waarschuwt u er juist voor om het niet kwijt te raken. Waarom luisteren we niet naar Hem als Hij ons de raad geeft om weg te trekken naar de hemel? Want we zullen niet wegtrekken naar die hemel waarover gezegd wordt: “Hemel en aarde zullen voorbijgaan.” (Mt 24,35) Wie luistert er nu naar een raad waardoor je van de regen in de drup komt? Nee, het gaat hier om de hemel der hemelen (Dt 10,14 en 1 K 8,27), zoals je ook het heilige der heiligen (Ex 26,34 en 1 K 6,16) hebt, en de eeuwen der eeuwen (Tob 8,9). Vergaar u een schat in de hemel. De hemelen verhalen de heerlijkheid Gods (Ps 19,2). Wanneer u ooit iets aan een rechtvaardige geeft, geeft u het aan de hemel. Maar ook als u het aan een onrechtvaardige geeft - want als uw vijand honger heeft, geeft u hem te eten (Rom 12,20) - dan betekent dat niet dat u op de verkeerde weg bent. U gehoorzaamt namelijk Hem die hemel en aarde gemaakt heeft. Wegwezen dan, zonder aarzelen. Hebt u veel verzameld? Wegwezen, direct. Ik wil niet dat de vroomheid kwijtraakt wat de ijdelheid heeft verzameld. Trek weg. U hebt genoeg om de armen van Christus in overvloed te kunnen laten leven. De rampspoed van de wereld levert u heel wat sjouwers.
Ik heb gesproken en u hebt geluisterd. Of liever: Híj heeft gesproken en we hebben samen geluisterd. Moge Hij die ons de raad gaf om ons te beteren, ons ook de hulp geven om het te doen.” (Sermo 60,1 en fragmenten uit 3-6)
Tekst: Hans van Reisen
Literatuur: Van aangezicht tot aangezicht: preken over teksten uit het evangelie volgens Matteüs [Sermones de scripturis 51-94] / Aurelius Augustinus; vertaald, ingeleid en vaan aantekeningen voorzien door Joost van Neer, Martijn Schrama O.S.A. en Anke Tigchelaar. - Amsterdam: Ambo 2004; - 676 p. - ISBN 90 263 1890 1 = Damon, 2010, 2de verbeterde druk. - met name p. 176-182